“Zij zijn allemaal mooi, behalve dat ene; dat is mislukt; ik zou wel willen, dat je dat eens wat anders kon maken.”
“Nee ik heb ze nog niet allemaal; het grootste ei ligt daar nog; hoe lang zal het nog wel duren, eer dat uitkomt? Nu begint het mij haast te vervelen!” en zij ging er weer op zitten.
“Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest. Je bent toch allemaal wel bij elkaar?” vervolgde zij en stond op.
“Het wil maar niet opengaan; maar kijk eens naar de anderen: zijn dat niet de liefste eendjes, die je ooit van je leven gezien hebt? Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.”
«Grootmoeder!» riep de kleine uit. (paragraaf)
Woord van de Dag. (Dialoog)
Wie werkt hier? (dialoog)
Waar werkt Jan? Jan werkt in de meubelfabriek.
Waar werkt Jan? (dialoog)
Wat doet Jan hier? (dialoog)
Nu, daar zullen we wel gauw achter komen; in het water moet het, al zou ik het er ook zelf induwen.
Vers 3 (Het Dorp)
Vers 2 (Het Dorp)
Vers 1 (Het Dorp)
Tom is geen sigaar aan het roken. Hij is een pijp aan het roken.
Het Dorp (Wim Sonneveld)
Het lelijke jonge eendje
De sneeuwvlokken bedekten haar lang blond haar (paragraaf)
De prinses op de erwt
Een meniscus is geen been. Het is kraakbeen, een elastisch, buigzaam weefsel.