En zo bleef het roerloos liggen, terwijl de hagel door het riet snorde en er schot op schot knalde.
en zo werd het eendje voor drie weken op de proef aangenomen
En zo ging het eendje dan heen
En zo begaven zij zich naar de eendenkooi.
En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:
en het eendje zat in de hoek en voelde zich diep ongelukkig
En de lucifers schitterden met zulk een glans, dat het helderder werd dan midden op de dag.
En de moeder zeide: “Ik wou, dat je maar ver hier vandaan waart!”
En de andere kinderen jubelden mee
En de andere zwanen bogen zich voor hem.
en het kleinste riep: «Daar is een nieuwe zwaan!»
En de zwanen zwommen om hem heen en streelden hem met hun snavels.
en de kater zei
En de kater, die zij haar zoontje noemde, kon een hoge rug zetten en spinnen; hij gaf zelfs vonken van zich, maar dan moest men zijn haar de verkeerde kant opstrijken.
En toen deed zich andermaal een knal horen.
en toen nog twintig donzen bedden op de matrassen
en twee met mayonaise
en daar boven was noch koude, noch honger, noch angst, zij waren bij God!
En wat nog prachtiger om te zien was