Adverbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He is always punctual.	Hij is altijd op tijd.
	There it revived.	Daar kwam het weer bij.
	What’s up?	Wat is er aan de hand?
	I don’t like that shop.	Ik vind de winkel niet leuk.
	My mum came back from the shop.	Mijn moeder kwam terug van de winkel.
	See you tomorrow.	Tot morgen.
	Do you like to eat chicken?	Eet je graag kip?
	tomorrow evening	morgenavond
	Who works here?	Wie werkt hier?
	What day is it tomorrow?	Welke dag is het morgen?
	The question is whether he can do it or not.	De vraag is of hij het kan doen of niet.
	People don’t do that.	Dat doet men niet.
	But that doesn’t matter!	Maar dat doet er niet toe!
	very soon	heel snel
	It is cold here.	Het is hier koud.
	I will be back soon.	Ik kom snel terug.
	They are all here.	Ze zijn allemaal hier.
	That is all unnecessary.	Dat is allemaal niet nodig.
	What time does it open?	Hoe laat gaat het open?
	It has been open for two years now.	Het is nu twee jaar open.