Understand spoken Dutch

Audio - Google text-to-speech

Recording English Sort descending Dutch Learn
He opened the door. Hij deed de deur open.
He ordered a beer. Hij heeft een bier besteld.
He ordered me to stand up. Hij gaf me het bevel om op te staan.
He played Hamlet on stage. Hij speelde Hamlet op het toneel.
He plays the trombone. Hij speelt trombone.
He points out the error in the report. Hij duidt de fout in het verslag aan.
He points to the north. Hij duidt naar het noorden.
He quickly adjusted to the new situation. Hij is de nieuwe situatie rap gewoon geworden.
He rather wants to sleep than study. Hij wil veeleer slapen dan studeren.
He reads a book while I work. Hij leest een boek terwijl ik werk.
He reads books. Hij leest boeken.
He realized uneasily that everyone was staring at him. Hij besefte onbehaaglijk dat iedereen hem aanstaarde.
He received an award for his achievements. Hij ontving een toekenning voor zijn prestaties.
He received compensation. Hij ontving een vergoeding.
He respects his colleague greatly. Hij respecteert zijn ambtgenoot enorm.
He responded to the criticism with a gentle smile. Hij reageerde op de kritiek met een minzaam glimlachje.
he rubbed his chin hij wreef over zijn kin
he said I hadn’t taken my responsibility hij zei dat ik niet mijn verantwoordelijkheid nam
He sawed logs for the fireplace. Hij zaagde houtblokken voor de open haard.
He says it is serious. Hij zegt dat het menens is.