Understand spoken Dutch

Audio - Google text-to-speech

Recording English Sort descending Dutch Learn
He speaks French. Hij spreekt Frans.
He speaks several languages. Hij spreekt meerdere talen.
He spends too much money. Hij heeft een gat in zijn hand.
He spoke mockingly of her achievements. Hij sprak spottend over haar prestaties.
He spoke with calm and grace. Hij sprak met rust en genade.
He started wearing a turban. Hij begon een tulband te dragen.
He stirred the tea well. Hij roerde de thee goed.
He stopped playing baseball last season. Vorig seizoen is hij gestopt met honkballen.
He studied hard so that he could succeed. Hij leerde hard zodat hij kon slagen.
He studies maths. Hij studeert wiskunde.
He took a piece of chalk and wrote on the board. Hij nam een krijtje en schreef op het bord.
He took advantage of my ignorance and deceived me. Hij profiteerde van mijn onwetendheid en bedroog me.
He tried to hit the ball. Hij probeerde de bal te treffen.
He tried to stand up. Hij trachtte op te staan.
He tripped over a stone. Hij is over een steen gestruikeld.
He tripped over his own feet. Hij is gestruikeld over zijn eigen voeten.
He turned his back on me when I needed him most. Hij keerde me de rug toe wanneer ik hem het meeste nodig had.
He turned out to be exceptionally gifted. Hij bleek buitengewoon begaafd.
He turned traitor. Hij is een verrader geworden.
He turned up an hour later. Hij kwam een uur later opdagen.