Understand spoken Dutch

Audio - Google text-to-speech

Recording English Sort descending Dutch Learn
He studies maths. Hij studeert wiskunde.
He took a piece of chalk and wrote on the board. Hij nam een krijtje en schreef op het bord.
He took advantage of my ignorance and deceived me. Hij profiteerde van mijn onwetendheid en bedroog me.
He tried to hit the ball. Hij probeerde de bal te treffen.
He tried to stand up. Hij trachtte op te staan.
He tripped over a stone. Hij is over een steen gestruikeld.
He tripped over his own feet. Hij is gestruikeld over zijn eigen voeten.
He turned his back on me when I needed him most. Hij keerde me de rug toe wanneer ik hem het meeste nodig had.
He turned out to be exceptionally gifted. Hij bleek buitengewoon begaafd.
He turned traitor. Hij is een verrader geworden.
He turned up an hour later. Hij kwam een uur later opdagen.
He used cheese to lure mice. Hij gebruikte kaas om muizen te lokken.
He violated a law. Hij heeft een wet overtreden.
He walked to the castle with great strides. Hij liep met grote passen naar het kasteel.
He walked towards them with great strides and waving arms. Hij liep met grote passen en maaiende armen op hen af.
He walks to the classroom. Hij loopt naar het klaslokaal.
He wants to buy a car. Hij wil een auto kopen.
He wants to join. Hij wil graag aanschuiven.
He wants to learn to cook. Hij wil leren koken.
He was a great admirer of Albert Einstein. Hij was een groot bewonderaar van Albert Einstein.