De mis is afgelopen.
Ik wil mijn land dienen.
Hoe schrijft men dat?
Dat spul is slecht voor je.
Stopt deze bus in Brussel?
Wat heeft je voorkeur?
Ze heeft een litteken.
Het besluit staat vast.
Sorry, ik begrijp het niet.
Tom zal verbeteren.
Er is geen oplossing.
Ik heb nog geen ja gezegd.
Dit is een terecht punt.
Ze schrijft prachtig.
aan het verdrinken
Hij maakte een beeld van was.
de draak steken met iets
Waren mijn vragen lastig?
Je dochter gebruikt drugs.
Er viel een vlieg in de melk.