te voorschijn
te verbeteren
Ik denk dat het klopt.
Ik zie je bij de lunch.
Tom bedroog Maria.
Waar is de spiegel?
Wil je wat popcorn?
te verdrinken
te vertrekken
Er zit een gat in mijn jas.
Dat klinkt prachtig.
Ik heb geen tijd gehad.
Nee, ik versta je niet.
Kinderen houden van ijs.
Praat nu niet met haar.
Water is vreemd spul.
Ik heb hoofdpijn.
Liefde kan blind zijn.
De schildpad stierf.
Yanni is schuldig.