Ja, ik versta je.
Tom dronk water.
Er is een rel gaande.
Paarden eten gras.
Dat klinkt goed.
Ze spelen in het erf.
Mag ik je kussen?
“Vlug wat, vlug!” zeide zij.
Herhaal na mij.
De zee was erg glad.
Hoe bevalt je baan?
Blijf daar staan.
Tom verdween.
Wapenstilstand
Hij is onteerd.
Tom is een ware held.
aan het tekenen
Ik vind je aardig.
te ontmoeten
Ze keken allemaal.