Ik vind de winkel niet leuk.
Ze is vorig jaar gescheiden.
Hij zocht zijn sleutels.
Het monster was niet dood.
Haar bewering is onjuist.
te onderscheiden
Hij verloor zijn schwung.
Kun je een goede bar aanbevelen?
Ik moet dringend plassen.
Er is een gat in het plafond.
Ben ik zo doorzichtig?
Zijn pak heeft een krijtstreep.
Waar kan ik geld wisselen?
Hoeveel ben jij schuldig?
Tom snurkt behoorlijk hard.
dat was een aanwijzing
Ik heb haar opgewonden.
Moet dit een grap voorstellen?
Eet je graag rundsvlees?
Ik heb dringend hulp nodig.