de bladeren in het bos werden geel en bruin
en het kleinste riep: «Daar is een nieuwe zwaan!»
“Laat mij het ei, dat niet wil opengaan, eens zien!” zei de oude eend.
“Je bent toch allemaal wel bij elkaar?” vervolgde zij en stond op.
“Hoor eens, kameraad!” zeiden zij; “je bent zo lelijk, dat je goed bij ons past.”
“Bovendien is het een woerd,” zeide zij; “en daarom doet het er zo veel niet toe.”
Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden
“Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot
Ik zeg je de waarheid, al vind je dit ook niet prettig, en daaraan kan men zien, wie zijn ware vrienden zijn
“Kijk, zo gaat het nu in de wereld!” zei de moeder der eendjes, en zij stak haar snavel al uit, want zij wilde de palingkop ook wel hebben.”
Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend, die je daar ziet: dat is de voornaamste van alle; zij is van Spaanse afkomst, daarom is zij zo dik.
“Vlug wat, vlug!” zeide zij.
Begrijpen wij je niet?
wijzer dan zij is niemand op de wereld
Dat was een schrik voor het arme eendje.
Enige kinderen kwamen de tuin inlopen
Ja, dat is een kalkoenenei!
Hier woonde een oude vrouw met haar kater en haar kip.
“Geloof mij, het is een kalkoenenei!”
de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken