Understand spoken Dutch

"one (pronoun)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
one (pronoun) men
People don’t do that. Dat doet men niet.
How does one make bread? Hoe maakt men brood?
You’ve been forgotten. Men is je vergeten.
How do you use this card? Hoe gebruikt men die kaart?
“She tried to warm herself,” said some. «Zij heeft zich willen warmen!» zei men.
I tell you the truth, although you might find it unpleasant, but that is a proof of my friendship Ik zeg je de waarheid, al vind je dit ook niet prettig, en daaraan kan men zien, wie zijn ware vrienden zijn
How do you spell that? Hoe schrijft men dat?
one usually means an establishment for Israeli settlers bedoelt men meestal een vestiging voor Israëlische kolonisten
You learn by doing. Al doende leert men.
One learns by doing. Al doende leert men.
Where do you buy bus tickets? Waar koopt men buskaartjes?
He was sacked. Men heeft hem ontslagen.
The more one has, the more one desires. Hoe meer men heeft, hoe meer men begeert.
You can never be too careful. Men is nooit te voorzichtig.
The next morning they asked her how she had slept. De volgenden morgen vroeg men haar, hoe zij geslapen had.
“Actually, he is not that ugly, if you look closely at him!” “Eigenlijk is hij toch nog zo lelijk niet, als men hem maar eens goed bekijkt!”
that means that one does not want to lose it and that it must be recognized by animals and people dat betekent, dat men haar niet kwijt wil raken en dat zij door dieren en mensen erkend moet worden
Don’t imagine such nonsense, and be grateful for all the good you have received. Heb maar niet zoveel noten op je zang, en wees dankbaar voor al het goede, dat men je bewezen heeft
It doesn’t matter to be hatched by a duck, as long as you came out of a swan’s egg! Het doet er niet toe, door een eend uitgebroed te worden, als men maar uit een zwanenei gekomen is!