Hij verwoestte steden en boerderijen op zijn pad.
De vrouw sloeg de handen in elkaar, waarop het eerst in het botervat en toen in de meelton vloog
Rondom de korenvelden en de weiden waren uitgestrekte bossen, en midden in de bossen diepe meren.
het kreeg zulk een lust om in het water te zwemmen, dat het zich niet kon weerhouden, dit tegen de kip te zeggen.
de gieter
de velden
maar het eendje dacht, dat zij hem kwaad wilden doen en vloog in zijn angst juist in het melkvat, zodat de melk overal in de kamer rondspatte
de hooiberg
Maar het arme eendje, dat het laatst uit het ei gekomen was en er zo lelijk uitzag, werd gebeten, gestoten en voor de gek gehouden, en dat zowel door de eenden als door de kippen.
een kar die ratelt op de keien
een donkere lappendeken van velden en bomen
en op de heg zat een raaf en deed haar klagend gekras horen
De eenden beten het, en de kippen pikten het, en de meid, die de beesten eten moest geven, schopte het.
Het liep over veld en weiden; maar er woei zulk een hevige storm, dat het werk had om op zijn poten te blijven staan.
Het eendje gaf als zijn mening te kennen, dat het toch ook wel eens anders zou kunnen zijn maar dat kon de kip niet velen.
de kar
de hoeve
’t Is beter, door hen gedood, dan door de eenden gebeten, door de kippen gepikt, door de meid, die aan de kippen eten geeft, geschopt te worden en in de winter gebrek te lijden!
de kruidenkassen
een speld in de hooiberg zoeken