Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - H

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)
English Dutch Recording Learn
haze

waas

he

hij

he accompanies me everywhere

hij vergezelt me overal

He acted purely out of self-interest.

Hij handelde louter uit eigenbelang.

He acted very arrogantly during the conversation.

Hij gedroeg zich erg verwaand tijdens het gesprek.

He acts holy, but he is a hypocrite.

Hij doet alsof hij heilig is, maar hij is een schijnheilige.

He actually had to turn a beetle into a button.

Hij moest eigenlijk een kever in een knoop veranderen

He already tried five different hair-growing supplements to no avail.

Hij probeerde al vijf verschillende haargroeimiddelen, maar zonder baat.

He already would have been happy if the ducks would have accepted him around them

Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden

He also promised a strong foreign policy.

Hij beloofte ook een sterk buitenlands beleid.

He always makes a fool of others.

Hij spot altijd met de anderen.

He always says “Hello” when I see him.

Telkens als ik hem zie, zegt hij “Goeiedag!”.

he asked me

hij vroeg me

He asked me whether I could do him a favour.

Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.

He bears the responsibility.

Hij draagt de verantwoordelijkheid.

He became very rich before he died.

Hij werd aanzienlijk rijk voordat hij stierf.

he becomes

hij wordt

He bent forward eagerly.

Hij boog zich gretig voorover.

He broke his collar bone.

Hij brak zijn sleutelbeen.

He can play baseball.

Hij kan honkballen.

He can play the flute.

Hij kan fluit spelen.

He chewed on his hamburger.

Hij kauwde op zijn hamburger.

He clenched his fist.

Hij balde zijn vuist.

He committed suicide.

Hij heeft zelfmoord gepleegd.

He constantly criticizes other people.

Hij bekritiseert voortdurend andere mensen.

He cut off a branch from the tree.

Hij knipte een tak van de boom.

He cut open his skin.

Hij sneed zijn huid open.

He cuts the grass every Saturday at two o’clock in the afternoon.

Hij maait het gras iedere zaterdag stipt om twee uur ’s middags.

He delivered a great cross to the striker.

Hij gaf een geweldige voorzet naar de spits.

He depends on her.

Hij is van haar afhankelijk.

He destroyed cities and farms in his path.

Hij verwoestte steden en boerderijen op zijn pad.

He destroyed the city.

Hij verwoestte de stad.

He destroyed the farm.

Hij verwoestte de boerderij.

he didn’t know how to behave himself

het wist zelf niet, hoe het zich zou houden

He didn’t seem to be worried about this.

Hij lijkt zich hier geen zorgen over te maken.

He discovered a new star.

Hij heeft een nieuwe ster ontdekt.