Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - Z

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)
Dutch Recording English Learn

Ze kunnen allemaal rijden.

They can all drive.

Ze kunnen geen dijken maken.

They can’t build dikes.

Ze kuste hem.

She kissed him.

Ze kwam langzaam overeind.

She slowly got up.

Ze kwam om het zelf te doen.

She came to do it herself.

Ze kwam overeind.

She got up.

Ze kwam snel overeind.

She quickly got up.

Ze kwam teleurgesteld terug.

She came back disappointed.

Ze kwam teleurgesteld thuis.

She came home disappointed.

Ze kwam!

She came!

Ze kwamen erachter.

They found out.

Ze kwamen niet opdagen.

They never showed up.

Ze kwamen tot een schikking.

They came to an arrangement.

Ze lachte op een honende manier.

She laughed in a derisive manner.

Ze lachte spottend.

She laughed mockingly.

Ze liet zich niet ontmoedigen door mislukkingen.

She did not let failure discourage her.

Ze maakt zich zorgen over haar toetsen.

She’s worried about her tests.

Ze maakten onze inspanningen belachelijk.

They scoffed at our efforts.

Ze maakten regelmatig optredens.

They made regular appearances.

Ze moet ergens zijn.

She must be somewhere.

Ze nam het potlood en begon te schrijven.

She took the pencil and started writing.

Ze ontwierp de omslag van het tijdschrift.

She designed the magazine cover.

Ze passen bij elkaar.

They suit each other.

Ze plannen de heraanleg van de straat voor volgend jaar.

They are planning the street’s redevelopment for next year.

Ze probeerde hem te stoppen met chantage.

She tried to stop him with blackmail.

Ze reageerde niet meer op mijn berichten.

She no longer responded to my messages.

Ze reageerde spottend op zijn compliment.

She responded mockingly to his compliment.

Ze reageerde toornig.

She responded angrily.

Ze reden samen op de tandem.

They rode together on the tandem.

Ze schilderde met spuitbussen op de muur.

She painted with spray cans on the wall.

Ze schrijft prachtig.

She writes beautifully.

Ze schudt haar hoofd.

She’s shaking her head.

Ze schuifelden stilletjes de trap af, om niemand wakker te maken.

They shuffled quietly down the stairs, not to wake anyone.

Ze speelde in het toneelstuk.

She acted in the play.

Ze speelt gitaar.

She plays the guitar.

Ze spelen in het erf.

They’re playing in the yard.