Ze is echt nijdig dat ze geen loonsverhoging heeft gekregen.
Ze is er zeker van in de toetsen te zullen slagen.
Ze is gaan winkelen.
Ze is geen negenjarige assepoester meer.
ze is geslaagd
Ze is gestruikeld en gevallen.
Ze is gestruikeld over haar woorden.
Ze is getrouwd toen ze 25 was.
Ze is ginder al hé.
Ze is in een vergadering.
Ze is koddig.
Ze is net vertrokken.
Ze is niet zo oud als Mary.
Ze is nog wat suf.
Ze is onze buur.
Ze is overmoedig, nietwaar?
Ze is verdwaald, of niet?
Ze is vorig jaar gescheiden.
Ze is zich niet bewust van haar schoonheid.
Ze is zo mooi als Sneeuwwitje.
Ze juichten allemaal.
Ze kan het niet laten om te vitten.
Ze kan terecht fier zijn op haar dochter.
Ze keek erachter.
Ze keek zowel nijdig als bezorgd.
Ze keken allemaal.
Ze kleedde zich rap aan.
ze kletst je de oren van het hoofd
Ze knikte stralend.
Ze knikten instemmend.
Ze kocht een kip.
ze kochten zoethout voor een cent
Ze kon haar knieën voelen trillen.
Ze kon hem niet ontmoeten.
Ze kon niet lang hurken.
Ze kreeg promotie.
