Dutch-English Dictionary - N

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)

Dutch	English	Learn
Niet iedereen houdt van sneeuw.	Not everyone likes snow.	Learn
niet ingeschakeld	not turned on	Learn
niet lezen	don’t read	Learn
Niet lummelen.	Don’t slouch.	Learn
niet meer die van een logge, grauwe, lelijke vogel	no longer that of a cumbersome, grey, ugly bird	Learn
niet meer uitstellen	no more delay	Learn
niet op voorraad	out of stock	Learn
Niet roken tijdens de voorstelling.	No smoking during the performance.	Learn
Niet veel langer.	Not much longer.	Learn
Niet vloeken!	Don’t swear!	Learn
niet waar	false	Learn
niet-metalen	nonmetals	Learn
niet-rokers	non-smokers	Learn
niets	nothing	Learn
Niets gebeurt toevallig.	Nothing happens by chance.	Learn
niets meer te bewijzen	nothing more to prove	Learn
Niets vergeten.	Don’t forget anything.	Learn
Niets zal mijn kwaadaardig plan dwarsbomen.	Nothing will hinder my malicious plan.	Learn
niettemin	nevertheless	Learn
Niettemin blijft hij altijd optimistisch, zelfs in moeilijke tijden.	Nevertheless, he always remains optimistic, even in difficult times.	Learn
nietwaar	not true	Learn
nieuw	new	Learn
Nieuw-Zeeland	New Zealand	Learn
nieuwe	new (long form)	Learn
nieuwe berichten	new messages	Learn
Nieuwe chauffeurs moeten soelaas brengen	New drivers have to bring relief	Learn
nieuwe map	new folder	Learn
nieuwe verstrengingen lijken onafwendbaar	new restrictions seem inevitable	Learn
nieuwjaarsdag	New Year’s Day	Learn
nieuwjaarszon	New-year’s sun	Learn
nieuws	news	Learn
nieuwsgierig	curious	Learn
nieuwtjes	news (diminutive)	Learn
nijdig	angry; furious	Learn
nijdiger	more angry	Learn
nijpende	dire	Learn