haar lichaam
haar naam
haar nachtpon
haar nieuwe ketel
Haar ogen straalden van blijdschap.
Haar opvallende hoed was de blikvanger van de modeshow.
haar ouders
haar snavel
haar stoel
haar tetten
Haar toespraak was zeer scherpzinnig.
Haar uitdrukking veranderde plots.
Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken
Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken; maar nu werd zij nog kouder, en naar huis durfde zij niet; zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee.
Haar weefsel herstelt snel.
Haar woede is volkomen terecht.
haar zoon
haard
haardvuur
haargroeimiddelen
haarlak
haarlak en scheerschuim
haarspeld
haas
haast
Haast Onthoofde Henk
haasten
haat
Haat je Tom?
hachelijke
had
had ik graag even de vacature met u doorgenomen via telefoon
hadden
hagel
hagelen