"you (singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	You forgot to close a window.	Je vergat een raam te sluiten.
	You can see it with the naked eye.	Dat kan je met het blote oog zien.
	Girl, you know how to sleep.	Meisje, je weet hoe je moet slapen.
	You must not insult anyone.	Je moet niemand beledigen.
	By the way, have you read that book?	Trouwens, heb je dat boek gelezen?
	You can’t address me like that.	Je kunt me zo niet aanspreken.
	Have you already read the newspaper today?	Heb je vandaag de krant al gelezen?
	Is that why you’re single?	Is dat waarom je vrijgezel bent?
	I know you don’t trust us.	Ik weet dat je ons niet vertrouwd.
	I told you it was dangerous.	Ik zei je dat het gevaarlijk was.
	Sami is going to judge you anyway.	Sami gaat je sowieso beoordelen.
	Thank you for your recommendation.	Dank je wel voor de aanbeveling.
	You seem dejected.	Je lijkt terneergeslagen.
	Where did you go on your last holiday?	Waar ben je laatst op vakantie geweest?
	As long as you keep quiet, you can stay here.	Je mag hier blijven zolang je rustig bent.
	They tell me that you’re absent-minded.	Ze zeggen me dat je verstrooid bent.
	I don’t know how to address you.	Ik weet niet hoe ik je moet aanspreken.
	You are definitely out of your mind.	Je bent zeker niet goed bij je verstand.
	You can’t judge a book by its cover.	Je moet een boek niet op het omslag beoordelen.
	How many employees have you fired?	Hoeveel medewerkers heb je ontslagen?