"you (singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Do you like sports?	Hou je van sport?
	Thank you, you too	Dank je wel, jij ook
	Do you want to sleep now?	Wil je nu slapen?
	I mean it only for your own good.	Ik meen het goed met je!
	You’re unemployed.	Je bent werkloos.
	Do you shave your armpits?	Scheer je je oksels?
	Are you single?	Ben je vrijgezel?
	I thought you cared about him.	Ik dacht dat je om hem gaf.
	Do you like to eat carrots?	Eet je graag wortels?
	What exactly do you mean?	Wat bedoel je precies?
	Do you have cigarettes?	Heb je sigaretten?
	How do you keep costs down?	Hoe houd je de kosten laag?
	Bend your neck and say: Quack!	Buig je hals nu en zeg: Kwak!
	Do you want a fresh towel?	Wil je een verse handdoek?
	Are you still overweight?	Ben je nog steeds te zwaar?
	I’ve never liked you.	Ik heb je nooit gemogen.
	Where did you meet him?	Waar heb je hem ontmoet?
	Can you play the saxophone?	Kan je saxofoon spelen?
	I didn’t mean to offend you.	Ik wou je niet beledigen.
	I can’t stand you.	Ik kan je niet verdragen.