“Kwak, kwak!” zeide zij, en het ene eendje na het andere plofte er nu ook in; het water spatte hun om de kop, en zij doken even onder, maar kwamen al spoedig weer boven en zwommen uitmuntend.
“Piefpafpoef!” klonk het juist, en de beide wilde genten vielen dood in het riet neer, en het water werd bloedrood gekleurd.
“Ik ben ook eens zo beetgenomen en had toen heel wat werk met mijn jongen, want zij waren bang voor het water!”
“Maar het is zo prettig, in het water te zwemmen,” zei het eendje
of hij er van houdt, in het water te zwemmen of onder te duiken
waterpeil
waterdruppels
water
Tom dronk water.
Het water van het meer is schoon.
ze gooiden brood en gerst in het water
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
Er is niet genoeg water.
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
Het water stijgt.
het water droop haar uit het haar en de kleren
het water
Het eendje moest in het water rondzwemmen om te maken, dat dit niet helemaal dichtvroor
het donkere, gladde, spiegelende water
Plof! daar sprong zij in het water.