Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
"water" Practice Lesson
"water" Practice Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Learn
Recording
English
Dutch
Status
the water
het water
There’s not enough water.
Er is niet genoeg water.
People can’t live without water.
Mensen kunnen niet leven zonder water.
No, only cold water.
Nee, alleen koud water.
I’d like a glass of water.
Ik zou wel een glas water willen.
Another glass of water, please.
Nog een glas water, alstublieft.
But what did it see now in the clear water?
Maar wat zag het nu in het heldere water?
“But it is so delightful to swim about on the water,” said the duckling
“Maar het is zo prettig, in het water te zwemmen,” zei het eendje
Is there warm water?
Is er warm water?
This lake’s water is clean.
Het water van het meer is schoon.
Splash! there she jumped into the water.
Plof! daar sprong zij in het water.
Men can’t live without water.
Mannen kunnen niet leven zonder water.
salt water
zout water
Tom drank water.
Tom dronk water.
They clapped their wings, and swam proudly in the water.
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
It rushed into the water, plunged in and swam towards the beautiful swans
En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe
Their legs went by themselves, and they were all in the water; even the ugly, greyish duckling swam along.
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
water level
waterpeil
water drops
waterdruppels
they threw bread and barley into the water
ze gooiden brood en gerst in het water
Pagination
Current page
1
Page
2
Page
3
Next page
Next ›
Last page
Last »