O, hier was het zo schoon, zo heerlijk.
Op zekeren avond kwam er een geducht onweer opzetten; het lichtte en donderde, de regen viel bij stroomen neer, het was een verschrikkelijk weer!
Tegen de avond bereikte het een kleine, armoedige boerenhut; deze was zo bouwvallig, dat zij zelf niet wist, naar welke kant zij zou vallen, en daarom bleef zij maar staan.
Tom ging ervan uit dat het gratis was.
Tom was één van de drie die stierven in de aanval.
Tom was mijn echtgenoot.
Tom was mijn vader.
Tom was mijn zoon.
Tom was niet tevreden met het antwoord van Mary.
Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.
Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
Toms grootvader was een slaaf.
Van haar vader zou zij zeker slaag krijgen, en thuis was het ook koud.
Verstijfd zat het kind daar met de lucifers, waarvan een doosje geheel opgebrand was.
Waarom was je te laat in de les?
want haar oude grootmoeder, de enige die haar ooit had liefgehad, maar die nu dood was, had haar verteld, dat er, als er een ster naar beneden valt, een ziel tot God opstijgt.
want het was oudejaarsavond.
Was die beslissing overdreven?
Was er iemand gewond?