"was" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch	Status
	I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass	ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
	He was just behind me.	Hij was vlak achter mij.
	Tom was very happy.	Tom was zeer gelukkig.
	Obviously, I was scared.	Uiteraard was ik bang.
	Didn’t you know Tom was married?	Wist je niet dat Tom getrouwd was?
	I felt safe when he was with me.	Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
	She got married when she was twenty-five.	Ze is getrouwd toen ze 25 was.
	If today is Tuesday, yesterday was Monday.	Als het vandaag dinsdag is, was het gisteren maandag.
	What did Tom do while he was in Australia?	Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?
	Her grandmother had never before been so beautiful, so big.	Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
	Why was this a secret?	Waarom was dit een geheim?
	It was wonderful outside on the land.	Het was heerlijk buiten op het land.
	Tom’s house was easy to find.	Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
	I used to drink beer.	Ik was gewend om bier te drinken.
	Almost everyone was late.	Vrijwel iedereen was te laat.
	It was a princess who stood outside in front of the gate.	Het was een prinses, die buiten voor de poort stond.
	The next day it was beautiful, wonderful weather; the sun shone on all the green leaves.	De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.
	Tom was strong.	Tom was sterk.
	Was anyone hurt?	Was er iemand gewond?
	I was somewhere else.	Ik was ergens anders.