Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Yanni is back in Algeria.	Yanni is terug in Algerije.
	Tom says Mary is drunk.	Tom zegt dat Mary dronken is.
	Shouldn’t you call the police?	Moet je de politie niet bellen?
	Sami needs to use the bathroom.	Sami moet de badkamer gebruiken.
	How large is your bedroom?	Hoe groot is je slaapkamer?
	Can Tom write his name?	Kan Tom zijn naam schrijven?
	Tom has sold his car.	Tom heeft zijn auto verkocht.
	The living room has a fireplace.	De woonkamer heeft een open haard.
	Keep speaking, because you speak well.	Blijf praten, want je spreekt goed.
	How much does it cost to get to Brussels?	Wat kost het om naar Brussel te gaan?
	The towel is in the bathroom.	De handdoek is in de badkamer.
	Misery never seems to be far away.	Ellende lijkt nooit ver weg te zijn.
	Tom has been here longer than Mary.	Tom is hier langer geweest dan Mary.
	According to Tom, that’s not going to happen.	Volgens Tom gaat dat niet gebeuren.
	He had broken up with his wife.	Hij heeft met zijn vrouw gebroken.
	The dress is a real eye-catcher.	De jurk is een echte blikvanger.
	You need to set a good example.	Je moet het goede voorbeeld geven.
	I know Tom will try to do that.	Ik weet dat Tom zal proberen om dat te doen.
	I can recommend a good lawyer.	Ik kan een goede advocaat aanbevelen.
	I know Tom is a very bad driver.	Ik weet dat Tom een slechte chauffeur is.