Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Read the text and answer the questions. Lees de tekst en beantwoord de vragen.
I have to take the chance. Ik moet de gelegenheid aangrijpen.
I can’t emphasize it enough. Ik kan het niet genoeg benadrukken.
Do you accept American dollars? Kan ik met Amerikaanse dollars betalen?
I agree with the author’s position. Ik ben het eens met de stelling van de auteur.
I wish you much hope and prospects in the future days. Ik wens je wat hoop en wat uitzicht op morgen.
There is a knot in my shoelace. Er zit een knoop in mijn schoenveter.
I have lost my wallet. Ik heb mijn portefeuille verloren.
Can I charge my phone anywhere around here? Kan ik mijn telefoon hier ergens opladen?
I have nothing to open the can with. Ik heb niets om het blik te openen.
I met him by chance. Toevallig ben ik hem tegengekomen.
Would you like to join us and become a migratory bird? Wil je met ons meegaan en trekvogel worden?
Every adult I know drinks beer. Elke volwassene die ik ken drinkt bier.
You’re not a morning person, I understand. Je bent geen ochtendmens, heb ik begrepen.
I am used to low temperatures. Ik ben gewend aan lage temperaturen.
I am a Canadian citizen. Ik ben een Canadees staatsburger.
It was summer, the corn was ripe, the hay stood on the green pastures and the stork was walking on its long, red legs and talking Egyptian; because he had learned this language from his mother. Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.
I cannot distinguish a frog from a toad. Ik kan een kikker niet van een pad onderscheiden.
An earthquake can happen at any time. Een aardbeving kan elk moment gebeuren.
The bathroom needs to be cleaned urgently. De badkamer moet dringend gepoetst worden.