Verbs (past participle) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
Recording	EnglishYou’re welcome.	DutchGraag gedaan.	Status
Recording	EnglishWho did that?	DutchWie heeft dat gedaan?	Status
Recording	EnglishWhat has Tom done?	DutchWat heeft Tom gedaan?	Status
Recording	EnglishI have not done that.	DutchIk heb dat niet gedaan.	Status
Recording	EnglishTom didn’t do it.	DutchTom heeft het niet gedaan.	Status
Recording	EnglishWhat have you done today?	DutchWat heb je vandaag gedaan?	Status
Recording	EnglishWhy did Yanni do that?	DutchWaarom heeft Yanni dat gedaan?	Status
Recording	EnglishWhy didn’t you come by bus?	DutchWaarom ben je niet met de bus gekomen?	Status
Recording	EnglishHave you been there?	DutchBen je daar geweest?	Status
Recording	EnglishI have never been there.	DutchIk ben er nooit geweest.	Status
Recording	EnglishI’ve never done anything important.	DutchIk heb nooit iets belangrijk gedaan.	Status
Recording	EnglishDid you find out where Tom lives?	DutchBen je erachter gekomen waar Tom woont?	Status
Recording	EnglishHow did you find out where I live?	DutchHoe ben je erachter gekomen waar ik woon?	Status
Recording	EnglishHow often have you been in the Netherlands?	DutchHoe vaak ben je in Nederland geweest?	Status
Recording	EnglishHeaven knows what there was in the bed!	DutchDe hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!	Status
Recording	Englishbut he felt something towards them as he had never felt for anything else	Dutchmaar toch liep het er hoog mee, zoals het nog nooit ergens mee gedaan had	Status
Recording	EnglishI’ve made a lot of new friends.	DutchIk heb veel nieuwe vrienden gemaakt.	Status
Recording	EnglishI made a lot of new friends this year.	DutchIk heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.	Status
Recording	EnglishI’m used to this sort of thing.	DutchIk ben aan zoiets gewend.	Status
Recording	EnglishShe is used to staying up late.	DutchZij is gewend laat op te blijven.	Status