Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	“Terribly bad!” said the princess.	“Verschrikkelijk slecht!” zei de prinses.
	I have never been to the United States.	Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.
	“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”	“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
	to let (long form)	te laten
	What’s your name? (formal)	Hoe heet u?
	to lie (long form)	te liggen
	Make a hole!	Maak een gat!
	he asked me	hij vroeg me
	I asked her	ik vroeg haar
	What are their policies?	Wat is hun beleid?
	before she came here	voordat ze hier kwam
	Did you let Tom drive?	Heb je Tom laten rijden?
	Are you in favor of their policy?	Ben je voor hun beleid?
	It’s a good policy.	Het is een goed beleid.
	I asked for my money back.	Ik vroeg mijn geld terug.
	Do you have news from your brother?	Heb je nieuws van je broer?
	They can all drive.	Ze kunnen allemaal rijden.
	You should’ve let me help you.	Je had me je moeten laten helpen.
	This is all that remained for me.	Dit is al wat er bleef voor mij.
	Do you know how long the trip takes?	Weet u hoe lang het rijden is?