"Tom (boy’s name)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom is old-fashioned.	Tom is ouderwets.
	Tom lives in this area.	Tom woont in dit gebied.
	I’m going to call Tom later.	Ik ga Tom straks bellen.
	We have to wait for Tom.	We moeten op Tom wachten.
	Tom came home very drunk.	Tom kwam heel dronken thuis.
	Tom says Mary is drunk.	Tom zegt dat Mary dronken is.
	Tom seemed to want me to fail.	Tom leek te willen dat ik zou falen.
	Can Tom write his name?	Kan Tom zijn naam schrijven?
	Tom has sold his car.	Tom heeft zijn auto verkocht.
	Tom told me to wait here.	Tom zei dat ik hier moest wachten.
	Tom has been here longer than Mary.	Tom is hier langer geweest dan Mary.
	According to Tom, that’s not going to happen.	Volgens Tom gaat dat niet gebeuren.
	I know Tom will try to do that.	Ik weet dat Tom zal proberen om dat te doen.
	Tom and Mary are both very happy here.	Zowel Tom als Maria zijn erg gelukkig hier.
	I know Tom is a very bad driver.	Ik weet dat Tom een slechte chauffeur is.
	Tom said that all his friends were drunk.	Tom zei dat al zijn vrienden dronken waren.
	Who did Tom sell his farm to?	Aan wie heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	Why did Tom sell his farm?	Waarom heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	Tom learned to swim last summer.	Tom heeft afgelopen zomer leren zwemmen.
	I got a letter from Tom yesterday.	Ik heb gisteren een brief van Tom ontvangen.