Understand spoken Dutch

"The ugly young duckling" Practice Dutch lesson

Recording English Sort descending Dutch Status
the children tumbled over each other, in order to catch the duckling

de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken

The children wanted to play with him

De kinderen wilden met hem spelen

the clouds were full of hail and snow

de wolken zaten vol hagel en sneeuw

The duck looked at it.

De eend bekeek het eens.

The duckling expressed as his opinion, that it could be different, but the chicken was not able to do that.

Het eendje gaf als zijn mening te kennen, dat het toch ook wel eens anders zou kunnen zijn maar dat kon de kip niet velen.

the duckling had to paddle constantly with his legs, to keep the space from closing up

het eendje moest voortdurend zijn poten gebruiken, opdat het gat niet geheel dicht zou gaan

The duckling had to swim around in the water, to prevend it from freezing completely

Het eendje moest in het water rondzwemmen om te maken, dat dit niet helemaal dichtvroor

The duckling remembered the lovely birds, and felt more strangely unhappy than ever.

Het eendje kende die prachtige beesten en werd door een eigenaardige treurigheid aangegrepen.

The ducks bit it, and the chickens pinched it, and the girl who fed the beasts kicked it.

De eenden beten het, en de kippen pikten het, en de meid, die de beesten eten moest geven, schopte het.

The hen had very short legs, so she was called “Miss Shortlegs.”

De kip had korte, lage poten, en daarom werd zij juffrouw Kortbeen genoemd

The larks sang.

De leeuweriken zongen.

the leaves in the forest turned to yellow and brown

de bladeren in het bos werden geel en bruin

The mother of the ducklings went to the canal with her entire family.

De moeder der eendjes ging met haar hele familie naar de gracht toe.

The next day it was beautiful, wonderful weather; the sun shone on all the green leaves.

De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.

The poor animal did not know what these birds were called nor where they were flying to

Het arme beest wist niet, hoe die vogels heetten, ook niet, waar zij naar toe vlogen

The poor beast!

Het arme beest!

The poor duckling did not know what to do; it was sad because it looked ugly and was mocked by everyone else.

Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keren; het was treurig, omdat het er lelijk uitzag en door al de anderen bespot werd.

The poor duckling had it very bad already.

Het arme eendje had het al heel slecht.

The poor duckling was teased by all; even his sisters were angry with him and kept saying, “If only the cat grabbed you, you ugly creature!”

Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”

The storm roared around the duckling so bad that it had to sit down so it would not blow over.

De storm gierde zo verschrikkelijk om het eendje heen, dat het moest gaan zitten, om niet omver te waaien.