"that" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom doesn’t want Mary to help him.	Tom wil niet dat Mary hem helpt.
	I hope the hotel is better now	ik hoop dat het hotel nu beter is
	that village from back then, it’s gone	dat dorp van toen, het is voorbij
	I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass	ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
	I’m afraid that I don’t understand that.	Ik ben bang dat ik dat niet begrijp.
	How did it happen?	Hoe is dat gebeurd?
	that poor, ugly animal	dat arme, lelijke beest
	I wish we could help.	Ik wou dat we konden helpen.
	Is that what happened with Tom?	Is dat wat er met Tom is gebeurd?
	Don’t let anyone know I’m here.	Vertel niemand dat ik hier ben.
	That’s the best for the both of us.	Dat is het beste voor ons allebei.
	“Well, that is also a great pleasure!”, said the hen	“Nu, dat is ook een heel plezier!” zei de kip.
	I still don’t know how that happened.	Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
	You can trust him to keep his word.	Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
	That’s too expensive.	Dat is te duur.
	This isn’t fun. This is boring.	Dat is niet leuk; het is saai.
	Tom says Mary is drunk.	Tom zegt dat Mary dronken is.
	We will try that!	Dat zullen wij eens proberen!
	Tom told me to wait here.	Tom zei dat ik hier moest wachten.
	According to Tom, that’s not going to happen.	Volgens Tom gaat dat niet gebeuren.