"that" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Is that an order?	Is dat een bevel?
	That’s an order.	Dat is een bevel.
	Tom will never let me do that.	Tom zal me dat nooit laten doen.
	Tom would never let me do that.	Tom zou me dat nooit laten doen.
	I had no idea that Mary was your wife.	Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
	Are you sure we have enough money?	Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
	“Can you stop doing that?” said the mother.	“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
	I had no idea that Mary was your daughter.	Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
	I think that I can find Tom.	Ik denk dat ik Tom kan vinden.
	I hope the hotel is better now	ik hoop dat het hotel nu beter is
	Do you know anybody who works in that building?	Ken jij iemand die in dat gebouw werkt?
	I’m sure we’re going to win.	Ik weet zeker dat we zullen winnen.
	Yes, I understand.	Ja, dat begrijp ik.
	I wish everyone knew this.	Ik wou dat iedereen dit wist.
	Don’t ask how I know that.	Vraag niet hoe ik dat weet.
	Yanni knows he’s ready.	Yanni weet dat hij klaar is.
	I’m afraid that I don’t understand that.	Ik ben bang dat ik dat niet begrijp.
	Tom says he can’t hear anything.	Tom zegt dat hij niets kan horen.
	I don’t think Tom would ever say something like that.	Ik denk niet dat Tom ooit iets zoals dat zou zeggen.
	I am happy to have lunch at the restaurant.	Ik ben blij dat ik in het restaurant kan lunchen.