Iedereen bleef.
Eindelijk werd het moede, bleef doodstil liggen en vroor in het ijs vast.
Daar bleef het geheel uitgeput liggen.
Daar ging het lucifertje uit, en nu bleef slechts de dikke, vochtige, koude muur over.
En zo bleef het roerloos liggen, terwijl de hagel door het riet snorde en er schot op schot knalde.
Tegen de avond bereikte het een kleine, armoedige boerenhut; deze was zo bouwvallig, dat zij zelf niet wist, naar welke kant zij zou vallen, en daarom bleef zij maar staan.
Diezelfde vraag bleef door zijn hoofd malen.