Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Are you Maria or Miguel?	Ben jij Maria of Miguel?
	She had gone to bed.	Ze was naar bed gegaan.
	He leaves the house.	Hij verlaat het huis.
	Can I book a seat?	Kan ik een stoel boeken?
	Can I book a table?	Kan ik een tafel boeken?
	a lot of travelling this month	veel gereis deze maand
	There were a lot of flies.	Er waren veel vliegen.
	She is right after all.	Ze heeft immers gelijk.
	But the poor duckling that had hatched last and looked so ugly was bitten, bumped and fooled by both the ducks and the chickens.	Maar het arme eendje, dat het laatst uit het ei gekomen was en er zo lelijk uitzag, werd gebeten, gestoten en voor de gek gehouden, en dat zowel door de eenden als door de kippen.
	It froze so hard that the ice in the water crackled	Het vroor, dat het kraakte
	I’m a vegetarian.	Ik ben vegetariër.
	You’re involved.	Je bent erbij betrokken.
	What should I bring?	Wat moet ik meenemen?
	They’re traitors.	Zij zijn verraders.
	Are they hiding something?	Verbergen zij iets?
	They are hiding.	Zij verbergen zich.
	She dances with passion.	Ze danst met hartstocht.
	It’s artificial.	Het is kunstmatig.
	Didn’t you sing?	Heb je niet gezongen?
	I’m the guilty one.	Ik ben de schuldige.