Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	That sounds lovely.	Dat klinkt prachtig.
	Do you often wear a hat?	Draag je vaak een hoed?
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.
	No, I don’t understand you.	Nee, ik versta je niet.
	Don’t talk to her right now.	Praat nu niet met haar.
	I have a headache.	Ik heb hoofdpijn.
	I want to enjoy it.	Ik wil ervan genieten.
	their displeasure	hun ongenoegen
	Our bones are white.	Onze botten zijn wit.
	Can you recommend a bar?	Kun je een bar aanbevelen?
	her husband	haar echtgenoot
	Tom has nowhere to go.	Tom kan nergens heen.
	Today I’m staying at home.	Ik blijf vandaag thuis.
	Can you change some money?	Kan u geld wisselen?
	He drank poison and died.	Hij dronk gif en stierf.
	They don’t like me.	Ze vinden me niet leuk.
	She laughed mockingly.	Ze lachte spottend.
	A raven is as black as coal.	Een raaf is zwart als kool.
	I have no future.	Ik heb geen toekomst.
	Give me a hundred dollars.	Geef me honderd dollar.