Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Would you like to join us for a walk?	Gaat u mee wandelen?
	How do you like this town?	Hoe bevalt deze stad u?
	I have to go to the toilet.	Ik moet naar het toilet.
	It could be anyone.	Het kan eender wie zijn.
	I’ll be coming back tonight.	Ik kom vanavond terug.
	I was deceived by him.	Hij heeft me bedrogen.
	Tom tricked me.	Tom heeft me bedrogen.
	I felt cheated.	Ik voelde me bedrogen.
	Does he like his new job?	Bevalt zijn nieuwe baan?
	I’m just going to the toilet.	Ik ga even naar het toilet.
	There is someone in the toilet.	Er is iemand op het toilet.
	I couldn't get the safe open.	Ik kreeg de kluis niet open.
	Why was this a secret?	Waarom was dit een geheim?
	Why do you not believe Tom?	Waarom geloof je Tom niet?
	You’re a very rich person.	Je bent een erg rijk persoon.
	This isn’t my umbrella.	Het is niet mijn paraplu.
	I need an umbrella.	Ik heb een paraplu nodig.
	Do I need an umbrella?	Heb ik een paraplu nodig?
	Why don’t you come earlier?	Waarom kom je niet eerder?
	You can stay as long as you want.	Je kunt blijven zolang je wilt.