Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m still alive.	Ik ben nog in leven.
	I’m eighteen.	Ik ben achttien jaar.
	It’s twenty-five past eight.	Het is vijfentwintig over acht.
	No one knows how long they’ll live.	Niemand weet hoe lang hij zal leven.
	“Do you think that this is the whole world?” the mother said.	“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
	at all times	altijd
	It doesn’t matter.	Het maakt niets uit.
	I said nothing.	Ik zei niets.
	I’m free now.	Ik heb nu tijd.
	What day is it?	Welke dag is het?
	but she said nothing	maar ze zei niets
	Could I have some more?	Mag ik wat meer?
	It’ll be fine.	Het komt wel goed.
	I don’t have any money.	Ik heb geen geld.
	I need money.	Ik heb geld nodig.
	I need some money.	Ik heb wat geld nodig.
	I’ll be back soon.	Ik ben zo terug.
	I am back home.	Ik ben terug thuis.
	No one’s home.	Er is niemand thuis.
	Do you know how I can get there?	Weet je hoe ik daar kan komen?