Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	She felt embarrassed.	Ze voelde zich voor schut.
	Is he going to show me it?	Gaat hij het mij laten zien?
	Does everybody understand?	Begrijpt iedereen het?
	nobody benefits from that	daar heeft niemand baat bij
	They speak English, and you?	Ze spreken Engels, en jij?
	My neighbour is crazy.	Mijn buurman is gek.
	I’m contemplating doing that.	Ik overweeg dat te doen.
	ls she going to the restaurant?	Gaat ze naar het restaurant?
	Is he a teacher?	Is hij een leerkracht?
	You’ve got to start somewhere.	Je moet ergens beginnen.
	That is really nice of her.	Dat is echt aardig van haar.
	Why don’t we give Tom a chance?	Waarom geven we Tom geen kans?
	Nobody’s going to believe this.	Niemand gaat dit geloven.
	Who’s shorter, Tom or Mary?	Wie is kleiner, Tom of Mary?
	I like my foreskin.	Ik hou van mijn voorhuid.
	I have no remaining questions.	Ik heb geen overige vragen.
	I’m selling a new car.	Ik verkoop een nieuwe auto.
	Tom was very nice to me.	Tom was erg aardig tegen mij.
	Luckily, Tom isn’t my boss.	Gelukkig is Tom mijn baas niet.
	I woke up just before Tom did.	Ik werd vlak voor Tom wakker.