Prepositions Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the best in the class	de beste van de klas
	What is your address?	Op welk adres woon je?
	What is your address? (formal)	Op welk adres woont u?
	i.e.	m.a.w.
	Go play in your room.	Ga in je kamer spelen.
	the centre of town	het centrum van de stad
	to get straight to the point	met de deur in huis vallen
	Our sister will be with us soon.	Straks is onze zus bij ons.
	I want you to stay with Tom.	Ik wil dat je bij Tom blijft.
	Tom never helps in the kitchen.	Tom helpt nooit in de keuken.
	How do I get to the centre?	Hoe kom ik bij het centrum?
	The police are looking for Tom.	De politie is op zoek naar Tom.
	I won’t work for Tom.	Ik zal niet voor Tom werken.
	Please leave Tom alone.	Laat Tom alsjeblieft met rust.
	What time do you start work?	Hoe laat begint u met werken?
	someone with less experience	iemand met minder ervaring
	Whenever I think of you, I thank God.	Telkens als ik aan u denk, dank ik God.
	Who did you go shopping with?	Met wie ben je gaan winkelen?
	that village from back then, it’s gone	dat dorp van toen, het is voorbij
	Tom got angry at the children.	Tom maakte zich kwaad op de kinderen.