Prepositions Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m afraid of owls.	Ik ben bang voor uilen.
	He was just behind me.	Hij was vlak achter mij.
	I have a sore throat.	Ik heb pijn aan mijn keel.
	The branch is full of leaves.	De tak is vol met bladeren.
	Yanni is here with Skura.	Yanni is hier met Skura.
	Tom lives right next to us.	Tom woont vlak naast ons.
	Sit right behind me.	Ga vlak achter me zitten.
	The building is on fire.	Het gebouw staat in brand.
	Tom’s house is by the sea.	Toms huis is vlak bij de zee.
	They were at each other’s throats.	Ze vlogen elkaar naar de keel.
	to distinguish (long form)	te onderscheiden
	Tom is standing right behind me, isn’t he?	Tom staat vlak achter me, niet?
	The police are looking for the robber.	De politie is op zoek naar de dief.
	Tom doesn’t live around here.	Tom woont hier niet in de buurt.
	Owls can see in the dark.	Uilen kunnen in het donker zien.
	Yanni saw Skura with her mom.	Yanni zag Skura met haar moeder.
	Please come downstairs.	Kom naar beneden, alsjeblieft.
	What’s going to happen to Yanni?	Wat gaat er met Yanni gebeuren?
	the importance of technology	het belang van technologie
	Of course, I love chocolate.	Uiteraard hou ik van chocolade.