Understand spoken Dutch

Prepositions Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Recording
EnglishWho are you afraid of? DutchVoor wie ben je bang? Status
Recording
EnglishI’m not scared of anything. DutchIk ben van niets bang. Status
Recording
EnglishAre you going to Australia? DutchGa je naar Australië? Status
Recording
EnglishTom has a knife in his hand. DutchTom heeft een mes in zijn hand. Status
Recording
EnglishI want a dish with fish. DutchIk wil een gerecht met vis. Status
Recording
EnglishI want a dish containing chicken. DutchIk wil een gerecht met kip. Status
Recording
EnglishI went to Australia. DutchIk ging naar Australië. Status
Recording
EnglishI want a dish containing bread. DutchIk wil een gerecht met brood. Status
Recording
EnglishI learnt it at school. DutchIk heb het op school geleerd. Status
Recording
EnglishI want a dish containing eggs. DutchIk wil een gerecht met eieren. Status
Recording
EnglishShe’s at a meeting. DutchZe is in een vergadering. Status
Recording
EnglishI got lost in the woods. DutchIk ben verdwaald in het bos. Status
Recording
EnglishHe got lost in the forest. DutchHij is verdwaald in het bos. Status
Recording
EnglishI’m going to attend the meeting. DutchIk ga naar de vergadering. Status
Recording
EnglishHe depends on her. DutchHij is van haar afhankelijk. Status
Recording
EnglishDo you know anybody who works in that building? DutchKen jij iemand die in dat gebouw werkt? Status
Recording
EnglishShe learned it from her parents. DutchZe heeft het geleerd van haar ouders. Status
Recording
EnglishHe is dependent on his father. DutchHij is afhankelijk van zijn vader. Status
Recording
EnglishHe has not yet recovered consciousness. DutchHij is nog niet bij bewustzijn gekomen. Status
Recording
EnglishWhy don’t we go to Australia with Tom? DutchWaarom gaan we niet naar Australië met Tom? Status