Understand spoken Dutch

Phrases Dutch lesson

Recording English Dutch Status
If today is Sunday, tomorrow is Monday. Als het vandaag zondag is, is het morgen maandag.
I am happy to have lunch at the restaurant. Ik ben blij dat ik in het restaurant kan lunchen.
I’d like to reserve two seats for Lille. Ik wil graag twee plaatsen reserveren voor Lille.
I just hope to go into town. Ik hoop alleen maar dat ik naar de stad kan gaan.
I celebrated New Year's Day by playing football outside. Ik vierde Nieuwjaarsdag door buiten te voetballen.
The books in the library are blue, not red. De boeken in de bibliotheek zijn blauw, niet rood.
If today is Saturday, tomorrow is Sunday. Als het vandaag zaterdag is, is het morgen zondag.
If today is Monday, tomorrow is Tuesday. Als het vandaag maandag is, is het morgen dinsdag.
He shed a lot of blood during the accident. Hij heeft veel bloed vergoten tijdens het ongeluk.
There's a certain time that he always calls. Er is een bepaald tijdstip waarop hij altijd belt.
If today is Friday, tomorrow is Saturday. Als het vandaag vrijdag is, is het morgen zaterdag.
If today is Tuesday, tomorrow is Wednesday. Als het vandaag dinsdag is, is het morgen woensdag.
We have a nice room on the first floor. Wij hebben een mooie kamer op de eerste verdieping.
If I take a taxi, I will arrive in advance. Als ik een taxi neem, ben ik ruim op tijd aanwezig.
The items were found neat and tidy. De spullen werden netjes en opgeruimd aangetroffen.
The man wants the hamburger with cheese, apples and bananas. De man wil de hamburger met kaas, appels en bananen.
If today is Monday, yesterday was Sunday. Als het vandaag maandag is, was het gisteren zondag.
If today is Thursday, tomorrow is Friday. Als het vandaag donderdag is, is het morgen vrijdag.
If I take a taxi, I will arrive at noon. Als ik een taxi neem, kom ik rond het middaguur aan.
This library has a lot of books, and I read books. Deze bibliotheek heeft veel boeken en ik lees boeken.