Understand spoken Dutch

Phrases Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I speak French and a little bit of English. Ik spreek Frans en een beetje Engels.
Christine has Sport five times a week. Christine sport vijf keer in de week.
Yes, I did enjoy my meal. Ja, ik heb genoten van mijn maaltijd.
I’m married and I have two children. Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
For him, the footballer is his idol. Voor hem is de voetballer zijn afgod.
He picks up the toys from the ground. Hij raapt het speelgoed van de grond.
We have to follow a certain route. Wij moeten een bepaalde route volgen.
The party was completely to his liking. Het feest was helemaal naar zijn zin.
My name has been drawn for the prize. Mijn naam is getrokken voor de prijs.
His friends beckoned him closer. Zijn vrienden wenkten hem dichterbij.
The people here are accustomed to the cold. De mensen hier zijn gewend aan de kou.
He went traveling in search of adventure. Hij ging reizen op zoek naar avontuur.
I will reserve two seats for Lille. Ik reserveer twee plaatsen voor Lille.
She shed tears of sorrow. Ze heeft tranen vergoten van verdriet.
He fell to his knees before the idol. Hij viel op zijn knieën voor de afgod.
She had a certain idea in her head. Ze had een bepaald idee in haar hoofd.
He challenged me to a competition. Hij daagde mij uit voor een wedstrijd.
Do you know why I stopped you? Weet je waarom ik je heb tegengehouden?
The dog doesn’t want the hamburger with cheese. De hond wil de hamburger niet met kaas.
The collapse came sooner than expected. De ondergang kwam sneller dan verwacht.