Phrases Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	You have to wait.	Je moet wachten.
	Are things going well?	Gaan de zaken goed?
	Things are going well.	De zaken gaan goed.
	What’s bothering her?	Wat zit haar dwars?
	to read the tea leaves	koffiedik kijken
	to watch television	televisie kijken
	I eat a lot of pork.	Ik eet veel varken.
	trade war	handelsoorlog
	She has straight hair.	Ze heeft stijl haar.
	the result; the outcome	het resultaat
	It is a black hole.	Het is een zwart gat.
	What happened?	Wat is er gebeurd?
	the thick black smoke	de dikke zwarte rook
	I will do my best.	Ik zal mijn best doen.
	Tom got bit.	Tom werd gebeten.
	the sleeping bag	de slaapzak
	an example	een voorbeeld
	the example	het voorbeeld
	Yanni wants some pizza.	Yanni wil wat pizza.
	Tom ordered pizza.	Tom bestelde pizza.