Understand spoken Dutch

Phrases Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I still don’t know how that happened. Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
Tom has to tell Mary what happened. Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.
He asked me whether I could do him a favour. Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
It’s hard to tell you and your brother apart. Het is moeilijk u van uw broer te onderscheiden.
They plan to come around four o’clock. Ze zijn van plan omstreeks vier uur te komen.
It was a princess who stood outside in front of the gate. Het was een prinses, die buiten voor de poort stond.
We must tell everybody what happened. We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.
He always says “Hello” when I see him. Telkens als ik hem zie, zegt hij “Goeiedag!”.
I’m pretty sure that this is Tom’s umbrella. Ik ben er vrij zeker van dat dit de paraplu van Tom is.
He was born around 1980. Hij werd geboren omstreeks 1980.
You can trust him to keep his word. Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
They should have told us that in advance. Ze hadden ons dat van tevoren moeten vertellen.
Why’s everyone whispering? Waarom is iedereen aan het fluisteren?
When is closing time? Hoe laat is de sluitingstijd?
The next day it was beautiful, wonderful weather; the sun shone on all the green leaves. De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.
I found one of my shoes under my bed, but I can’t find the other one. Ik heb één van mijn schoenen onder mijn bed gevonden, maar de andere kan ik niet vinden.
the cart de kar
the mass (church) de mis
the chin de kin
the bag de zak