We zijn op weg naar huis.
wijzer dan zij is niemand op de wereld
Yanni heeft een kaart op zijn telefoon.
Yanni knielde op de mat.
Ze reden samen op de tandem.
Ze wacht op de knappe, blonde prins.
Ze zat op de bank.
Zeer tegen de zin van de vakbonden op de luchthaven, die het feestje van de Ierse budgetvlieger vergalden met een betoging.
Zelfs op TV is er racisme.
Zij ging op een trede van het bordes op de binnenplaats zitten.
Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.
zij nam het kleine meisje op haar arm, en beiden vlogen in glans en vreugde hoog boven de aarde, oneindig hoog.
zo prettig, het boven zijn kop te laten uitspatten en op de grond te duiken.
“Het duurt geducht lang met dat ene ei,” zei de eend, die er nu weer op zat.
“Het is te groot!” zeiden allen, en de kalkoense haan, die met sporen ter wereld gekomen was en daarom dacht, dat hij keizer was, blies zich op als een schip met volle zeilen en kwam op hem af; toen klokte hij en werd zijn kop vuurrood.
“Ik zal er toch nog een beetje op blijven zitten,” antwoordde de eend; “ik heb er nu al zo lang op gezeten, en dus kan ik er nog wel een paar dagen op zitten!”
“Nu begint het mij haast te vervelen!” en zij ging er weer op zitten.