Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Do you know Tom by any chance?	Ken je Tom toevallig?
	No, I don’t know the lesson.	Nee, ik ken de les niet.
	the next day	de volgende dag
	a seating area	een zithoek
	policy plan	beleidsplan
	the triangle	de driehoek
	Little Match Girl	Lucifersmeisje
	Maths is fun.	Wiskunde is leuk.
	I’ll bring wine.	Ik zal wijn brengen.
	Can I see in the kitchen?	Mag ik de keuken zien?
	the grandmother	de grootmoeder
	the meeting	de vergadering
	I don’t know those people over there.	Die mensen daar ken ik niet.
	Maths is hard.	Wiskunde is moeilijk.
	I like maths.	Ik vind wiskunde leuk.
	Why were you late for class?	Waarom was je te laat in de les?
	the new time, just what you say	de nieuwe tijd, net wat u zegt
	I want a dish containing chicken.	Ik wil een gerecht met kip.
	I want a dish with fish.	Ik wil een gerecht met vis.
	I want a dish containing bread.	Ik wil een gerecht met brood.