Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the station	het station
	I am a doctor.	Ik ben dokter.
	I am hungry.	Ik heb honger.
	the beautiful book	het mooie boek
	the beautiful house	het mooie huis
	the food	het voedsel
	bird flight	vogelvlucht
	the leaves	de bladeren
	the stock (products)	de voorraad
	a dark forest	een donker bos
	flight behaviour	vluchtgedrag
	Which book are you reading?	Welk boek lees je?
	train station	treinstation
	in another country	in een ander land
	the answer	het antwoord
	Can Tom hear us?	Kan Tom ons horen?
	This is my wife.	Dit is mijn vrouw.
	biggest love	grootste liefde
	I hope he comes.	Ik hoop dat hij komt.
	Is your father a doctor?	Is je vader dokter?