Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m the guilty one.	Ik ben de schuldige.
	the electrocution	de elektrocutie
	the organizations	de organisaties
	the target	de schietschijf
	the warning	de waarschuwing
	the subscriptions	de abonnementen
	the project file	de projectfiche
	Some fish fly.	Sommige vissen vliegen.
	the fireman	de brandweerman
	Can you recommend a café?	Kun je een café aanbevelen?
	Do you want a fresh towel?	Wil je een verse handdoek?
	the registration	de inschrijving
	the wounds	de verwondingen
	the announcements	de mededelingen
	She trembled with excitement.	Ze trilde van opwinding.
	their final exam	hun laatste tentamen
	the company	de vennootschap
	the onlookers	de toeschouwers
	the lozenge	de zuigtablet
	The guinea pig is a rodent.	De cavia is een knaagdier.