Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	bus tickets	buskaartjes
	Horses run.	Paarden rennen.
	language skills	talenknobbel
	the medicine	het medicijn
	He dug a hole.	Hij groef een gat.
	plane crash	vliegtuigcrash
	clothes hanger	kledinghanger
	the bones	de beenderen
	The lake seemed to be cold.	Het meer leek wel kil.
	the distribution	de verdeling
	the hassle	de rompslomp
	the heptathlon	de zevenkamp
	that very rich jellyfish	die heel rijke kwal
	the moped (Belgium)	de bromfiets
	the progress	de voortgang
	the scope	de strekking
	the translation	de vertaling
	the cauliflower	de bloemkool
	the reminder	de aanmaning
	the attacker	de aanvaller